Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

maandag 28 november 2011

Brabantia Ducatus


BRABANTIA DUCATUS = Tabula | DUCATUS BRABANTIAE | Continens | Marchionatum Sacri Imperÿ | et Dominium Mechliniense | Magnâ curâ edita a Petri Verbist. Anno 1637.
De getoonde kaart van Brabant uit 1637 van Pieter Verbist (1607-1674) is zeer zeldzaam. Het enige andere bekende exemplaar, naast dat van de Brabant-Collectie, is aanwezig in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Het Parijse exemplaar heeft echter geen randversieringen.
De oorspronkelijke kaart (eerste staat) is van Claes Jansz Visscher uit 1622. Deze kaart heeft ook onderaan een randversiering en is eveneens in bezit van de Brabant-Collectie.
De randversieringen bestaan aan de bovenkant uit gezichten op de vier voornaamste steden van het Hertogdom Brabant: Leuven, Brussel, Antwerpen en als vierde stad, die het noordfront vormt,
’s-Hertogenbosch. In het midden prijkt het wapen van Brabant.

Aan de linkerkant zijn de afbeeldingen te zien van Albertus van Oostenrijk (in medaillon) en daaronder, rechtop staand afgebeeld, inwoners van de stad Mechelen: nobilis uxor (edelvrouw), mercator (koopman), rustica (boerin), Mechliniensis (poorter).
Aan de rechterkant staat het medaillon van  Isabella Clara Eugenia van Oostenrijk en de afbeeldingen van de tegenhangers van de inwoners van Mechelen, zoals die afgebeeld zijn aan de linkerkant met hun latijnse namen. Het zijn een edelman, een gegoede burgervrouw, een boer en een inwoonster van Mechelen.
De kaart zelf toont het Hertogdom Brabant, dat grofweg bestond uit het huidige België en Noord-Brabant.

Albertus van Oostenrijk (1559-1621) en zijn vrouw Isabella Clara Eugenia (1566-1633) waren landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden van 1598 tot 1621. Na het overlijden van haar man in 1621 bleef Isabella nog tot aan haar dood landvoogdes.

Vindplaats: Hertogdom Brabant / 1637 (1)

donderdag 17 november 2011

Wielewaal

Wielewaal in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Oriolus, Goudmerel, of Wielewael

Het heldere gele verenkleed en de zwarte vleugels van het mannetje maakt deze vogel duidelijk herkenbaar. Het vrouwtje is iets minder opvallend, maar heeft wel dezelfde verdeling in het verenkleed. Nu zul je de wielewaal eerder horen dan zien. Zijn luide gejodel verraadt zijn aanwezigheid, maar aangezien hij zich ophoudt in boomtoppen is hij vaak zeer lastig te zien. De wielewaal is ook bekend uit het tweestemmige canon van componist Andries Hartsuiker: ‘Komt mee naar buiten allemaal! Dan zoeken wij de wielewaal’ (1927 ). De wetenschappelijke naam voor de wielewaal, Oriolus oriolus, verwijst naar het Latijnse woord aureolus dat ‘van goud gemaakt’ betekent. Nozeman was onder de indruk van het verenkleed van deze vogel:
“Deeze zeer schoone Vogel, die in sterkte van koleuren zooverre van ons gemeene gros afwykt, dat men hem eerder voor eenen Oost- of West-Indischen, dan voor eenen Vaderlandschen, aenzien zou, is omtrent 10 duimen lang.”

In Nozeman’s tijd verschilde men van mening over het classificeren van deze vogel:
“De Natuurhistoriekundigen zyn het niet eens over de plaets, welke men aen deezen fraeijen Vogel in het Samenstelsel van ’t Pluimgedierte hebbe te geeven.”

Na een lang relaas besluit hij:
“Wy verkiezen dan met Klein en Brisson den Goudmerel voor een’ soort van Lyster te boek te stellen, als voldoende in allen deele aen de Geslachts Kenmerken welken ons door den laetsgenoemden zyn opgegeeven.”
Momenteel rekent men de wielewaal tot de familie van wielewalen en vijgvogels (Oriolidae). Bij ons komt van deze familie, die 32 soorten telt, alleen de wielewaal voor. In Nederland staat de wielewaal op de rode lijst.

De wielewaal is de aankondiger van de lente. Nozeman:
“De Wielewaelen koomen in de Lente by ons aenvliegen; en men zegt, dat men voor geene Ryp by nacht meer heeft te vreezen, wanneer men hen verneemt.”
Rupsen behoren tot het favoriete voedsel. Nozeman schrijft:
“Zy aezen in de Lente en Zomer op de Boomruspen, en maeken in dezelven, vooral wanneer zy jongen hebben, ongelooflyk groote slachtingen, neemende niet ééne enkele rusp, maer hunne bekken t’elkens reize gelaeden vol ruspen, 10, 12, te gelyk, en dit hervatten zy dagelyksch aen dezelfden boom, zoolang ‘er van dit aes voor hun op is te vinden.”

De bouw van het nest van de wielewaal is het vernoemen waard. Nozeman omschrijft dit als volgt:
“Het is niet gebouwd op een’ grondslag van takken; maer aen dezelven neder hangende gemaekt. Hy kiest hiertoe, ’t zy aen Ypen- ’t zy aen Peerenboomen (mogelyk ook anderen) zoodanig een’ stevigen tak die zig wel in tweën wyd genoeg van een deelt en op eenen der armen eenige ’t zy leevende ’t zy doode spooren, maer vooruit geene andere belemmerende takken in den weg, heeft. Hy kiest ‘er een die horizontael een weinig krom staet. Zeer konstig vlecht de vogel om den moêrtak, en om de spooren, eenige lange brokjens van Muskovische matten, van fyne greenenhouten krullen, en dorre biezen, ook schaepenwol, zagt stroo, en hooi; en hy maekt dus houvasten voor het verder te bouwene nest, in 3 of 4 plaetsen der rand van deszelfs eene helft: hy neemt deeze bouwstoffen zoo lang van stuk, dat hy ze verder tot het overige werk (dat van vooren of van onderen of op zyden aen niet een eenig takje vast is) kan aenleggen. Hy weet den bovenkant deezer wederhelft zoo te doorvlechten en styf op te zetten, dat de daer uit nederhangende stukken van stroo, krulletjens, en biezen niet losslippen, want deeze byhangsels moeten hem dienen tot vorming van het mandje of den kom, welke het nest uitmaekt. Hy weet hiertoe de einden der gemelden lange byhangsels in een halven cirkel te werken en in de plaetsen der houvasten, door vlechtinge sterk genoeg te verbinden. Dus krygt hy allengskens den aenleg van een nederhangenden Zak, in welken hy dan voorts eene zoldering van linden-voddetjens, brokjens papier, vederen, dorre bladen, krullen, en dergelyke dingen vergadert, buiten om dewelken heen hy nog hier en daer strootjens en biezen legt die, als zooveele banden, dezelven vasthouden.”


Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 14 november 2011

Beatstad Eindhoven: hoe het ware leven begon

Dit boek geeft een fascinerend beeld van Eindhoven in de jaren '50-'60. Een parade aan beelden, verhalen en anekdotes die bij velen een feest van herkenning zullen oproepen. Beatstad Eindhoven beschrijft de meest intense periode van jong zijn, met muziek als bindende factor: grammofoonplaatjes draaien op een instuif, beatmuziek van Eindhovense bandjes in zaaltjes, buurthuizen en patronaatsgebouwen. Deels aan de hand van ooggetuigen maken we een tijdreis langs spraakmakende en legendarische gebeurtenissen in de jaren '50 en 'swinging city' Eindhoven in de sixties. Ook de link van The Beatles met Eindhoven en tal van wetenswaardigheden en iconen uit de Eindhovense muziekgeschiedenis komen aan bod: de Egmond gitarenfabriek en het eerste Nederlandse muziekblad Tuney Tunes. De ontstaansgeschiedenis van het befaamde Cabaret der Onbekenden in het Carlton (waar o.a. Anneke Grönloh, Trea Dobbs en Armand hun muzikale carriere begonnen) is eveneens verweven met de pophistorie van de Lichtstad. Het boek is rijk geïllustreerd met merendeels niet eerder gepubliceerde foto’s; een mooi tijdsbeeld, niet alleen voor de tieners en twintigers van toen, maar ook voor de jongere generaties.

Vindplaats: BRA J3 DEKK 2010

maandag 7 november 2011

Enig bewaard gebleven overzichtskaart van het gehele Markiezaat


“Caarte van het Marquisaat van Bergen op Zoom .... “, getekend door
landmeter Johannes Baptiste Adan in 1790.
Afmetingen: 48,5 x 69,5 cm.
Pentekening, ingekleurd
Met het intreden van de landmeters uit de Waals-Brabantse familie Adan in dienst van de markiezen van Bergen op Zoom begint een opmerkelijke periode in de kartografische geschiedenis van het Markiezaat. In de periode 1740-1795 werd een omvangrijke serie detailkaarten en overzichtskaarten van onderdelen van dit gebied vervaardigd.

Johannes Baptiste Adan (1760-1841) is één van de meest productieve telgen. In 1783 maakte hij kaarten van de Oost- en Noord- en de Zuid- en Westkwartieren van het Markiezaat. Hierop zijn met nummers en kleuren de domeinen van de markiezen aangegeven. Helaas zijn deze kaarten niet meer te traceren. Fragmenten van de zogenaamde minuten, eerste versies, bevinden zich in het Brabants Historisch Informatie Centrum te s-Hertogenbosch. Inpolderingskaarten en een tienbladig atlasje van zijn hand bevinden zich in het archief van Bergen op Zoom.

Op verzoek van G. Vermeulen, één van de rentmeesters van het Markiezaat, vervaardigde Johannes Baptiste Adan in 1790 een kopie van de kaart naar metingen uit 1783. De totaalkaart van het gehele Markiezaat van Bergen op Zoom op één blad (!) is exact gekopieerd en verkleind op ¼ der voetmaat uit de Generale Domein Caarte geformeerd in 1783. Een aantal vereenvoudigingen ten opzichte van de oorspronkelijke kaart is toegepast. De schaal bedraagt 1.000 Bloise roeden = 6,1 cm. De kaart is op het oosten georiënteerd.

De landmetersfamilie Adan heeft ook op landelijk niveau haar stempel op de cartografische ontwikkeling weten te zetten. Met name de perceelsgewijze karteringen in de vorm van hoek- en overzichtskaarten maken hen tot de voorlopers van het regionaal kadaster. Andere regios hebben hun voorbeeld gevolgd. Ook uniek waren de voor de Adans typerende technieken, zoals het gebruik van mallen voor de belettering en de kompasroos.
Genoemde manuscriptkaart is in feite de oudst bekende, vrij exacte en enig bewaard gebleven overzichtskaart van het gehele Markiezaat. In 1948 is deze verworven door de bibliotheek van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te s-Hertogenbosch, waardoor de kaart nu in bezit is van de Brabant-Collectie.

Naast deze overzichtskaart van West-Brabant hebben wij nog drie Adan-kaarten in onze collectie:
Eén overzichtskaart (West-Brabant):
West- en Zuidkwartier van het Markiezaat, 1791 (fragment, cat.nr.2a)
Johannes Baptiste Adan
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Markiezaat Bergen op Zoom / 1791 (1)
Twee perceelkaarten:
Geinundeerd land onder de Buitenpoorterij, 1747 (cat.nr. 133) Henri Adan [vader]
Vindplaats: B 46.2 / 1747(64)
Percelen onder Roosendaal en Wouw, 1793 (cat.nr. 940) Johannes Baptiste Adan
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Roosendaal/ 1793 (1)

NOOT: Op vrijdag 22 februari 2008 vond in de Hofzaal van Historisch Centrum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom een studiedag, o.a gewijd aan de landmetersfamilie Adan, plaats. Aanleiding hiervoor was de tentoonstelling 'Meten voor de Markies' in het kader van een manifestatie in Bergen op Zoom en Roosendaal met de titel: A la carte, drie generaties landmeters Adan.

Literatuur:
  • M. Storms, Drie generaties Adan. West-Brabantse landmeters in de 18e en 19e eeuw, ’t  Goy-Houten: Hes & De Graaf Publ. B.V., 2007
  • W.A. van Ham, 'Een late overzichtskaarrt van het Markiezaat van Bergen op Zoom'. In: Caert-Thresoor, 1983 (p. 34-35)

Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Markiezaat van Bergen op Zoom / 1790 (1).

donderdag 3 november 2011

Merel

Merel in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Turdus Ater, of Merel

De merel, behorend tot de familie van de lijsters, is tegenwoordig de meest algemene broedvogel van ons land. Vrijwel iedereen kent deze zangvogel, omdat hij in veel van onze tuinen voorkomt.

In Nozeman’s tijd lag dat nog iets anders:
“De Merel mag een inbooreling genoemd worden, want hy wordt jaerlyks gebroed in sommigen onzer bosschen, dikwils in onze griendten, en meest aen de slootkanten op de koppen van geknotte Willigenstooven.”
Van oorsprong zijn merels schuwe bosvogels, die vanwege hun zang als kooivogel geliefd en bekend waren. Sinds ze de menselijke omgeving als broedgebied hebben verkend en zich 
hieraan hebben aangepast, is hun aantal sterk toegenomen.

Nozeman geeft een fraaie beschrijving van het broedgedrag en het nest van de merel:
“De Merels broeden van alle onze vogelen de vroegsten in het voorjaer: Hiervan komt het, dat de eerste jongen nu en dan door de koude sneuvelen. In den Zomer broeden zy nog eens. Hunne Eijeren zyn, ieder broedsel, van 3 tot 5 in getal. Dezelven zyn groenachtig en flaeuwbruin gespikkeld. Hunne Nesten zyn vry diep, en bestaen uit fyne vezelen van wortels, het zagtste mos, en verkenshaeiren, van binnen in den omtrek zeer konstig digt gestreeken of samengehecht met kley, doch dan weer, opdat de Eijeren tegen dien harden wand niet te bersten stooten zouden, behangen met een zagt overkleedsel van ’t fynste haeir en van kleine vedertjes: Van onderen is het nest niet geplakt, zoodat het water welk ‘er in komt altoos weg kan loopen.”

Nozeman besluit zijn verhaal met een verklaring van de Latijnse naam (Turdus merula) voor merel:
“De Merel vliegt en aest alleen: Waervan Varro en Festus de benaeming van Merula uit het Latynsche mera, d.i. Eenlyke, afgenomen hebben.”

Vindplaats: KOD 041 G 01