Over mij

Mijn foto
De Brabant-Collectie is in 1837 in 's-Hertogenbosch opgericht door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en wordt sinds 1986 beheerd door de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg

donderdag 29 december 2011

Kemphaan


Kemphaan in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Tringa, seu Glareola, Pugnax, of Kemphaen

De kemphaan is een weidevogel die in ons land nu voornamelijk nog te zien is als wintergast. Met name door drooglegging van vochtige terreinen broedt deze vogel nog maar zelden in Nederland. In Nozeman’s tijd was dat nog anders, zoals blijkt uit onderstaand citaat waarin hij de vogel beschrijft:
“Men omschryft onzen Vogel, den Vechtenden Strandlooper met roode pooten, welks drie zydelingsche bestierpennen ongevlekt zyn, en welks aengezicht met karrelige en vleezige tepeltjens bezet is. Hy draegt den naem van Vechtende, Philomachus, en Kemphaen, omdat, de eene man den anderen, vooral in ’t voorjaer, niet dulden kunnende, deeze vogel geen weergâe heeft van te kampen. Gemeenlyk sneuvelt de een of ander in het gevecht; en deeze oorlog duurt zoolang, zegt men, tot dat het getal der mannen en wyfjens gelyk is, want in de schoolen deezer vogelen die zig hier en daer tegen den broeityd nederzetten zyn altoos meer mannen dan wyven. Zulke schoolen zyn somstyds van eene zeer aenmerkelyke, en ‘k durf zeggen ongelooflyke, uitgestrektheid: gelyk men bynae iedere Lente in de landen aan de Eem; en in de Alblasserwaerd by de Giesen, geheele heyrlegers, uit duizenden bestaende, aen zal treffen.”
Nozeman gebruikte in navolging van Linnaeus de Latijnse naam Tringa pugnax voor de kemphaan. In 1804 is men overgestapt op de naam die de Duitser Blasius Merrem aan deze vogel gaf: Philomachus pugnax. Dit betekent: ‘de vechtlustige’.

In het voorjaar is het mannetje een opvallende verschijning met zijn imposante halskraag en kuif die sterk in kleur kunnen variëren. Nozeman omschrijft dit als volgt:
“Zonderling zyn de mannen, om hunne halzen en keelen, bekleed met lange vederen, die eenen breed nederhangenden kraeg uitmaeken. In koleur deezer kraegen vindt men geene twee gelyken. Sommige Kemphaenen hebben hem wit, anderen zwart, sommigen geel, anderen graeuw, doch altoos met eene mengeling die verscheidenheid maekt: en men vindt ‘er wier kraegen uit den blaeuwen, of groenen, of purperachtig, luisterryk weêrschynen… De Wyfjens, die nooit eenen Kraeg hebben, zyn een weinig kleiner van stuk dan de mannen, en hebben voor ’t overige dezelfde koleuren van vederen als zy… Nae ’t ruijen, midden in den zomer, gelyken zy beter naer elkanderen: Der mannen Kraegen zyn dan weg: en over het geheel zyn zy dan ook onderling merklyk vreedzaemer.”

In Nozeman’s tijd was de kemphaan zijn leven vaak niet veilig:
“… Om deezer jongen wille wordt ‘er door de Liefhebberen in de evengezegde maenden jagt op Kemphaenen gemaekt, want zy zyn eene lekkerny, en worden opgedischt voor sneppen… In donkere hokken (om ’t vechten voor te koomen,) kan men hen met melk en brood ongelooflyk vet maeken.”

Vindplaats: KOD 041 G 01

dinsdag 20 december 2011

Nieuwsbrief nr. 3, 2011

De derde digitale nieuwsbrief van 2011 is verschenen (met daarin items als 175 jaar Provinciaal Genootschap, de Zolderpers en nog veel meer).
Kijk hier voor de inhoud van deze nieuwsbrief van de Brabant-Collectie.

Kerst- en nieuwjaarswens

In een van de laatste blogberichten van dit jaar willen wij u namens alle medewerkers van de Brabant-Collectie prettige kerstdagen en een gezond en voorspoedig 2012 toewensen.

Foto, Rees Diepen, 1957 / Brabant-Collectie / Tilburg University

maandag 19 december 2011

De moord op Marietje Kessels: Waarom de ouders moesten zwijgen

Mathieu Kessels maakt als vierjarig jongetje de moord op zijn elfjarige zus Mia van dichtbij mee. In de publiciteit rondom deze beruchte en nooit opgeloste moordzaak werd Mia bekend als Marietje Kessels. Later reconstrueerden Mathieu Kessels en zijn ouders de werkelijke toedracht rond de verkrachting en de moord. Toch besloot de familie er het zwijgen toe te doen. Waarom? Mathieu nam zij dochter Godelieve in vertrouwen over het familiegeheim. Hij overleed in 1971, maar gaf haar de opdracht mee de waarheid openbaar te maken als de tijd daarvoor rijp was. De Commissie Deetman negeerde een verzoek van Godelieve Kessels om deze moord te onderzoeken. Dit is voor haar een extra aansporing met dit familiegeheim naar buiten te komen. Ze vertelt een ontluisterend verhaal over kerkelijke intimidatie- en doofpotpraktijken, en laat zien hoe het drama de familie nog altijd bezig houdt. Twee weken geleden werd bekend dat het boek verfilmd gaat worden.

Vindplaats: BRA Q3 KESS 2011

donderdag 15 december 2011

Spreeuw en waterspreeuw

Waterspreeuw (boven) en Spreeuw (onder) in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Sturnus, et Cinclus, of Spreeuw en Waterspreeuw

Nozeman bespreekt hier twee vogels, te weten de spreeuw en de waterspreeuw. Hij roemt de spreeuw om zijn uiterlijk en zijn verdienstelijkheid voor de mens:
“Hoe gemeen de Spreeuw moge zyn, hy is echter onder de fraeije Vogelen van ons Vaderland te stellen. In glansryken weêrschyn zyner vederen dingt hy naer den prys met de halzen onzer Woud- en Blaeuw-Duiven, en hy evenaert de Leerzaemste vogelen in spoedige bevatting. Zyne diensten ondertusschen in het vernielen van Insekten zyn zeer groot. Welke aenmerkelyke Verwoestingen maeken jaerlyks zoo veele Millioenen van Spreeuwen, als in onze Provinciën gevonden worden, onder de bloedelooze dieren, wier benden anders zoo ligt in onze velden, op onze akkers, in onze geboomte, in onze tuinen de overhand krygen en alles vernielen zouden?”

Ook in onze tijd is de spreeuw nog steeds een zeer talrijke broedvogel, hoewel het aantal spreeuwen voor het eerst in Nederland weer aan het teruglopen is. Vooral in bossen neemt, vergeleken met andere leefgebieden, het aantal sterk af. Spreeuwen zijn holenbroeders. Nozeman schrijft:
“De Nesten deezer Vogelen, die zy onder de daken, in holtens der boomen, in hier toe gemaekte aerden kannen, of in Spreeuwen hokken maeken, hebben weinig konstigs. Zy bestaen uit dunne takjens, stroo, allerhande ruigt’ en vederen.”

Met name in het najaar vliegen spreeuwen in spectaculaire zwermen van soms wel duizenden exemplaren rond. Nozeman schrijft:
“Geheele wolken van Spreeuwen ziet men, vooral wanneer, de broeityd afgeloopen zynde, de jongen in staet gekoomen zyn, by ’t vallen van den avond herömzwieren… De Spreeuwen leeven in zekere onderlinge gezelligheid, en vliegen, behalven wanneer zy om aes voor hunne jongen uitgaen, in schoolen. Men heeft opgemerkt, dat zy zich in hunne troep zeer digt in een sluiten, wanneer zy door een’ Roofvogel worden aengevlogen; maekende boven hem zoo veel wind, dat hy in zyne vlugt belemmerd wordt; en ’t is bekend dat zy in die gevaerlyke geleegenheid op hunnen vervolger zig zoo overvloedig van hun drek ontlasten, dat hy de wyk moet neemen.”

Nozeman maakt melding van een zich zelf genezende spreeuw:
“Dat de Spreeuw, in geval van toevallige ongemakken, zig zelf weet te geneezen, blykt by de ondervinding, zegt Gesnerus. Aen deezen meldde Fabricius in eenen brief, dat een verminkte Spreeuw, die onder eenige Nachtegaelen opgebragt werdt, de Miereneijeren vermaelde en dat pap onder zyne vlerken warmgemaekt hebbende hetzelve met zyn bek op de verminkte poot streek; waer door hy binnen weinige dagen hersteld geraekte.”

In het kort schrijft Nozeman nog over de waterspreeuw:
“Men noemt hetzelve Waterspreeuw, omdat deeze vogel niet alleenlyk zig doorgaends by de wateren, die harde gronden hebben, ophoudt; maer ook dikwils te water gaet, en zig onder hetzelve, geheel op den grond, begeeft om ‘er allerley water insekten te zoeken tot zyn voedsel.”
Vogelbescherming Nederland meldt dat de waterspreeuw in het verleden regelmatig in Nederland gebroed heeft. Door verslechtering van de waterkwaliteit met de opkomst van de industrialisering, namen aantallen af en verdween de waterspreeuw als broedvogel in Nederland. Ook al heeft verbetering van de waterkwaliteit meer aandacht gekregen, op een permanente hervestiging van de waterspreeuw als broedvogel hoeven we voorlopig niet te rekenen, aldus de Vogelbescherming.

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 5 december 2011

Sinterklaas

Rees Diepen, 1958
In Nederland wordt op 5 december pakjesavond gevierd. Deze traditie staat met stip op nummer 1 in de ranglijst van meest populaire tradities in Nederland. De naamdag van de goedheiligman valt echter op 6 december. Belangrijke elementen van het Sinterklaasfeest gaan terug op Nicolaas van Myra, de bisschop van dit dorp in Klein-Azië in de 4e eeuw na Christus. Zijn graf was lang een pelgrimsoord. Kerken zijn naar hem vernoemd en hij is beschermheer van meer dan vijftig groepen.

De traditie om geschenken aan kinderen en armen te geven ontstaat in de Middeleeuwen. Al in 1427 werden er door kinderen schoenen gezet in een Utrechtse kerk. In de eeuwen daarna werd het Sinterklaasfeest als katholiek heiligenfeest door de protestantse overheden echter keer op keer verboden.
  
Rees Diepen, 1956
Rond 1850 ontstaat het Sinterklaasfeest zoals wij dat kennen. De onderwijzer Jan Schenkman (1806-1863) schreef toen Sint Nicolaas en zijn knecht. Hij bedenkt onder andere Zwarte Piet met zak en roe, de schimmel en de stoomboot uit Spanje. Net als op de tekeningen van Jan Schenkman gaat men dan ook intochten voor Sinterklaas organiseren.

Ter illustratie van dit blogbericht ziet u hier twee foto's van Rees Diepen met als onderwerp het Sinterklaasfeest. Momenteel wordt er bij de Brabant-Collectie gewerkt aan de Fotobank Rees Diepen. Haar kerncollectie bestaande uit 179 foto's zal in 2012 via deze fotobank te zien zijn. Via de informatiebestanden van de Brabant-Collectie vindt u meer boeken, artikelen en afbeeldingen van Sint Nicolaas.

Literatuur:
I. Strouken, Dit zijn wij. De belangrijkste 100 tradities van Nederland, Beilen, 2010.

donderdag 1 december 2011

Koperwiek

Koperwiek in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Turdus, Iliacus, of Koperwiek

Nozeman schrijft dat de koperwiek “die onder onze Inboorlingen mag geteld worden, dewyl hy hier in ’t Vaderland zoowel als elders, meermaelen bevonden wordt te broeden …”. Zo maakt Nozeman melding van een nest van een koperwiek dat hij eind maart 1763 vond “in een op ’t stille achterland van onzen tuin (even buiten Rotterdam) tusschen de mik van een’ ouden Elzenboom …”. En een jaar later weer: "Gelyk wy ook in 't volgend jaer niet verre van daer, op de belommerde Buitenplaets Maeszicht, het zelfde zagen, tusschen de knoetsen van eenen Willigenboom. Sedert hebben wy 'er aldaer meermaelen in de Lente waergenomen; inzonderheid naedat het op die Buitenplaets is in gebruik geraekt de Vlier- en Lysterbeziën niet van de boomen te plukken; het welk geleegenheid heeft gegeeven, dat aldaer deeze Vogels, meer of min in getal, zig den geheelen winter door onthouden."
In onze tijd is deze vogel alleen nog als doortrekker en wintergast in Nederland te zien van september tot mei, met name in de buurt van besdragende struiken. Zijn fluitende roep is vaak te horen tijdens de trek in oktober/november, als hij - met name 's nachts - in grote groepen over ons land trekt. Als het bij ons te koud wordt trekt hij verder zuidwaarts of verplaatst hij zich naar de stad waar het minder koud is.
Broeden doet de koperwiek in Oost- en Noord-Europa.

Nozeman schrijft het volgende over de verscheidenheid en de vangst van lijsters, de familie waartoe de koperwiek behoort:
“De menigte der Verscheidenheden van Vogelen van het Lystergezin is aenmerkelyk… Men vangt nu of dan op eene enkele Buitenplaets in Kennemerland wel eens op éénen dag ruim 400 stuks Lysteren. In 1746 in ’t laetst van den Herfst werden ‘er in de stad Dantzick 30000 Koppels Lysteren op den accyns aengegeeven, en nog wel driemael zoo groot was het getal van die ter sluik in de stad waren gebragt of op de hoeven en in de tuinen der burgeren waren gegeeten.”

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 28 november 2011

Brabantia Ducatus


BRABANTIA DUCATUS = Tabula | DUCATUS BRABANTIAE | Continens | Marchionatum Sacri Imperÿ | et Dominium Mechliniense | Magnâ curâ edita a Petri Verbist. Anno 1637.
De getoonde kaart van Brabant uit 1637 van Pieter Verbist (1607-1674) is zeer zeldzaam. Het enige andere bekende exemplaar, naast dat van de Brabant-Collectie, is aanwezig in de Bibliothèque Nationale te Parijs. Het Parijse exemplaar heeft echter geen randversieringen.
De oorspronkelijke kaart (eerste staat) is van Claes Jansz Visscher uit 1622. Deze kaart heeft ook onderaan een randversiering en is eveneens in bezit van de Brabant-Collectie.
De randversieringen bestaan aan de bovenkant uit gezichten op de vier voornaamste steden van het Hertogdom Brabant: Leuven, Brussel, Antwerpen en als vierde stad, die het noordfront vormt,
’s-Hertogenbosch. In het midden prijkt het wapen van Brabant.

Aan de linkerkant zijn de afbeeldingen te zien van Albertus van Oostenrijk (in medaillon) en daaronder, rechtop staand afgebeeld, inwoners van de stad Mechelen: nobilis uxor (edelvrouw), mercator (koopman), rustica (boerin), Mechliniensis (poorter).
Aan de rechterkant staat het medaillon van  Isabella Clara Eugenia van Oostenrijk en de afbeeldingen van de tegenhangers van de inwoners van Mechelen, zoals die afgebeeld zijn aan de linkerkant met hun latijnse namen. Het zijn een edelman, een gegoede burgervrouw, een boer en een inwoonster van Mechelen.
De kaart zelf toont het Hertogdom Brabant, dat grofweg bestond uit het huidige België en Noord-Brabant.

Albertus van Oostenrijk (1559-1621) en zijn vrouw Isabella Clara Eugenia (1566-1633) waren landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden van 1598 tot 1621. Na het overlijden van haar man in 1621 bleef Isabella nog tot aan haar dood landvoogdes.

Vindplaats: Hertogdom Brabant / 1637 (1)

donderdag 17 november 2011

Wielewaal

Wielewaal in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Oriolus, Goudmerel, of Wielewael

Het heldere gele verenkleed en de zwarte vleugels van het mannetje maakt deze vogel duidelijk herkenbaar. Het vrouwtje is iets minder opvallend, maar heeft wel dezelfde verdeling in het verenkleed. Nu zul je de wielewaal eerder horen dan zien. Zijn luide gejodel verraadt zijn aanwezigheid, maar aangezien hij zich ophoudt in boomtoppen is hij vaak zeer lastig te zien. De wielewaal is ook bekend uit het tweestemmige canon van componist Andries Hartsuiker: ‘Komt mee naar buiten allemaal! Dan zoeken wij de wielewaal’ (1927 ). De wetenschappelijke naam voor de wielewaal, Oriolus oriolus, verwijst naar het Latijnse woord aureolus dat ‘van goud gemaakt’ betekent. Nozeman was onder de indruk van het verenkleed van deze vogel:
“Deeze zeer schoone Vogel, die in sterkte van koleuren zooverre van ons gemeene gros afwykt, dat men hem eerder voor eenen Oost- of West-Indischen, dan voor eenen Vaderlandschen, aenzien zou, is omtrent 10 duimen lang.”

In Nozeman’s tijd verschilde men van mening over het classificeren van deze vogel:
“De Natuurhistoriekundigen zyn het niet eens over de plaets, welke men aen deezen fraeijen Vogel in het Samenstelsel van ’t Pluimgedierte hebbe te geeven.”

Na een lang relaas besluit hij:
“Wy verkiezen dan met Klein en Brisson den Goudmerel voor een’ soort van Lyster te boek te stellen, als voldoende in allen deele aen de Geslachts Kenmerken welken ons door den laetsgenoemden zyn opgegeeven.”
Momenteel rekent men de wielewaal tot de familie van wielewalen en vijgvogels (Oriolidae). Bij ons komt van deze familie, die 32 soorten telt, alleen de wielewaal voor. In Nederland staat de wielewaal op de rode lijst.

De wielewaal is de aankondiger van de lente. Nozeman:
“De Wielewaelen koomen in de Lente by ons aenvliegen; en men zegt, dat men voor geene Ryp by nacht meer heeft te vreezen, wanneer men hen verneemt.”
Rupsen behoren tot het favoriete voedsel. Nozeman schrijft:
“Zy aezen in de Lente en Zomer op de Boomruspen, en maeken in dezelven, vooral wanneer zy jongen hebben, ongelooflyk groote slachtingen, neemende niet ééne enkele rusp, maer hunne bekken t’elkens reize gelaeden vol ruspen, 10, 12, te gelyk, en dit hervatten zy dagelyksch aen dezelfden boom, zoolang ‘er van dit aes voor hun op is te vinden.”

De bouw van het nest van de wielewaal is het vernoemen waard. Nozeman omschrijft dit als volgt:
“Het is niet gebouwd op een’ grondslag van takken; maer aen dezelven neder hangende gemaekt. Hy kiest hiertoe, ’t zy aen Ypen- ’t zy aen Peerenboomen (mogelyk ook anderen) zoodanig een’ stevigen tak die zig wel in tweën wyd genoeg van een deelt en op eenen der armen eenige ’t zy leevende ’t zy doode spooren, maer vooruit geene andere belemmerende takken in den weg, heeft. Hy kiest ‘er een die horizontael een weinig krom staet. Zeer konstig vlecht de vogel om den moêrtak, en om de spooren, eenige lange brokjens van Muskovische matten, van fyne greenenhouten krullen, en dorre biezen, ook schaepenwol, zagt stroo, en hooi; en hy maekt dus houvasten voor het verder te bouwene nest, in 3 of 4 plaetsen der rand van deszelfs eene helft: hy neemt deeze bouwstoffen zoo lang van stuk, dat hy ze verder tot het overige werk (dat van vooren of van onderen of op zyden aen niet een eenig takje vast is) kan aenleggen. Hy weet den bovenkant deezer wederhelft zoo te doorvlechten en styf op te zetten, dat de daer uit nederhangende stukken van stroo, krulletjens, en biezen niet losslippen, want deeze byhangsels moeten hem dienen tot vorming van het mandje of den kom, welke het nest uitmaekt. Hy weet hiertoe de einden der gemelden lange byhangsels in een halven cirkel te werken en in de plaetsen der houvasten, door vlechtinge sterk genoeg te verbinden. Dus krygt hy allengskens den aenleg van een nederhangenden Zak, in welken hy dan voorts eene zoldering van linden-voddetjens, brokjens papier, vederen, dorre bladen, krullen, en dergelyke dingen vergadert, buiten om dewelken heen hy nog hier en daer strootjens en biezen legt die, als zooveele banden, dezelven vasthouden.”


Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 14 november 2011

Beatstad Eindhoven: hoe het ware leven begon

Dit boek geeft een fascinerend beeld van Eindhoven in de jaren '50-'60. Een parade aan beelden, verhalen en anekdotes die bij velen een feest van herkenning zullen oproepen. Beatstad Eindhoven beschrijft de meest intense periode van jong zijn, met muziek als bindende factor: grammofoonplaatjes draaien op een instuif, beatmuziek van Eindhovense bandjes in zaaltjes, buurthuizen en patronaatsgebouwen. Deels aan de hand van ooggetuigen maken we een tijdreis langs spraakmakende en legendarische gebeurtenissen in de jaren '50 en 'swinging city' Eindhoven in de sixties. Ook de link van The Beatles met Eindhoven en tal van wetenswaardigheden en iconen uit de Eindhovense muziekgeschiedenis komen aan bod: de Egmond gitarenfabriek en het eerste Nederlandse muziekblad Tuney Tunes. De ontstaansgeschiedenis van het befaamde Cabaret der Onbekenden in het Carlton (waar o.a. Anneke Grönloh, Trea Dobbs en Armand hun muzikale carriere begonnen) is eveneens verweven met de pophistorie van de Lichtstad. Het boek is rijk geïllustreerd met merendeels niet eerder gepubliceerde foto’s; een mooi tijdsbeeld, niet alleen voor de tieners en twintigers van toen, maar ook voor de jongere generaties.

Vindplaats: BRA J3 DEKK 2010

maandag 7 november 2011

Enig bewaard gebleven overzichtskaart van het gehele Markiezaat


“Caarte van het Marquisaat van Bergen op Zoom .... “, getekend door
landmeter Johannes Baptiste Adan in 1790.
Afmetingen: 48,5 x 69,5 cm.
Pentekening, ingekleurd
Met het intreden van de landmeters uit de Waals-Brabantse familie Adan in dienst van de markiezen van Bergen op Zoom begint een opmerkelijke periode in de kartografische geschiedenis van het Markiezaat. In de periode 1740-1795 werd een omvangrijke serie detailkaarten en overzichtskaarten van onderdelen van dit gebied vervaardigd.

Johannes Baptiste Adan (1760-1841) is één van de meest productieve telgen. In 1783 maakte hij kaarten van de Oost- en Noord- en de Zuid- en Westkwartieren van het Markiezaat. Hierop zijn met nummers en kleuren de domeinen van de markiezen aangegeven. Helaas zijn deze kaarten niet meer te traceren. Fragmenten van de zogenaamde minuten, eerste versies, bevinden zich in het Brabants Historisch Informatie Centrum te s-Hertogenbosch. Inpolderingskaarten en een tienbladig atlasje van zijn hand bevinden zich in het archief van Bergen op Zoom.

Op verzoek van G. Vermeulen, één van de rentmeesters van het Markiezaat, vervaardigde Johannes Baptiste Adan in 1790 een kopie van de kaart naar metingen uit 1783. De totaalkaart van het gehele Markiezaat van Bergen op Zoom op één blad (!) is exact gekopieerd en verkleind op ¼ der voetmaat uit de Generale Domein Caarte geformeerd in 1783. Een aantal vereenvoudigingen ten opzichte van de oorspronkelijke kaart is toegepast. De schaal bedraagt 1.000 Bloise roeden = 6,1 cm. De kaart is op het oosten georiënteerd.

De landmetersfamilie Adan heeft ook op landelijk niveau haar stempel op de cartografische ontwikkeling weten te zetten. Met name de perceelsgewijze karteringen in de vorm van hoek- en overzichtskaarten maken hen tot de voorlopers van het regionaal kadaster. Andere regios hebben hun voorbeeld gevolgd. Ook uniek waren de voor de Adans typerende technieken, zoals het gebruik van mallen voor de belettering en de kompasroos.
Genoemde manuscriptkaart is in feite de oudst bekende, vrij exacte en enig bewaard gebleven overzichtskaart van het gehele Markiezaat. In 1948 is deze verworven door de bibliotheek van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te s-Hertogenbosch, waardoor de kaart nu in bezit is van de Brabant-Collectie.

Naast deze overzichtskaart van West-Brabant hebben wij nog drie Adan-kaarten in onze collectie:
Eén overzichtskaart (West-Brabant):
West- en Zuidkwartier van het Markiezaat, 1791 (fragment, cat.nr.2a)
Johannes Baptiste Adan
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Markiezaat Bergen op Zoom / 1791 (1)
Twee perceelkaarten:
Geinundeerd land onder de Buitenpoorterij, 1747 (cat.nr. 133) Henri Adan [vader]
Vindplaats: B 46.2 / 1747(64)
Percelen onder Roosendaal en Wouw, 1793 (cat.nr. 940) Johannes Baptiste Adan
Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Roosendaal/ 1793 (1)

NOOT: Op vrijdag 22 februari 2008 vond in de Hofzaal van Historisch Centrum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom een studiedag, o.a gewijd aan de landmetersfamilie Adan, plaats. Aanleiding hiervoor was de tentoonstelling 'Meten voor de Markies' in het kader van een manifestatie in Bergen op Zoom en Roosendaal met de titel: A la carte, drie generaties landmeters Adan.

Literatuur:
  • M. Storms, Drie generaties Adan. West-Brabantse landmeters in de 18e en 19e eeuw, ’t  Goy-Houten: Hes & De Graaf Publ. B.V., 2007
  • W.A. van Ham, 'Een late overzichtskaarrt van het Markiezaat van Bergen op Zoom'. In: Caert-Thresoor, 1983 (p. 34-35)

Vindplaats: Generaliteitsland Brabant / West / Markiezaat van Bergen op Zoom / 1790 (1).

donderdag 3 november 2011

Merel

Merel in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Turdus Ater, of Merel

De merel, behorend tot de familie van de lijsters, is tegenwoordig de meest algemene broedvogel van ons land. Vrijwel iedereen kent deze zangvogel, omdat hij in veel van onze tuinen voorkomt.

In Nozeman’s tijd lag dat nog iets anders:
“De Merel mag een inbooreling genoemd worden, want hy wordt jaerlyks gebroed in sommigen onzer bosschen, dikwils in onze griendten, en meest aen de slootkanten op de koppen van geknotte Willigenstooven.”
Van oorsprong zijn merels schuwe bosvogels, die vanwege hun zang als kooivogel geliefd en bekend waren. Sinds ze de menselijke omgeving als broedgebied hebben verkend en zich 
hieraan hebben aangepast, is hun aantal sterk toegenomen.

Nozeman geeft een fraaie beschrijving van het broedgedrag en het nest van de merel:
“De Merels broeden van alle onze vogelen de vroegsten in het voorjaer: Hiervan komt het, dat de eerste jongen nu en dan door de koude sneuvelen. In den Zomer broeden zy nog eens. Hunne Eijeren zyn, ieder broedsel, van 3 tot 5 in getal. Dezelven zyn groenachtig en flaeuwbruin gespikkeld. Hunne Nesten zyn vry diep, en bestaen uit fyne vezelen van wortels, het zagtste mos, en verkenshaeiren, van binnen in den omtrek zeer konstig digt gestreeken of samengehecht met kley, doch dan weer, opdat de Eijeren tegen dien harden wand niet te bersten stooten zouden, behangen met een zagt overkleedsel van ’t fynste haeir en van kleine vedertjes: Van onderen is het nest niet geplakt, zoodat het water welk ‘er in komt altoos weg kan loopen.”

Nozeman besluit zijn verhaal met een verklaring van de Latijnse naam (Turdus merula) voor merel:
“De Merel vliegt en aest alleen: Waervan Varro en Festus de benaeming van Merula uit het Latynsche mera, d.i. Eenlyke, afgenomen hebben.”

Vindplaats: KOD 041 G 01

maandag 31 oktober 2011

Allerheiligen


Bladzijde uit Arnoldus ab Isca, De seuen ghetijden van onse lieue vrouwe. Tot Loven by Ian Maes, int Groen Cruys. Anno M. D. CVI. [1606] Met Priuilegie van sesse Iaren. 
Voor het christelijke feest van Allerheilligen op 1 november bidt men o.a. de regel “In me omnes spes vitae et virtutis”  ofwel "In mij is alle hoop op leven en deugd", zoals te lezen is onder de afbeelding. Deze regel lezen we ook in de Wijsheid van Jezus Sirach (een apocrief bijbelboek, ook wel Ecclesiasticus genoemd) in hoofdstuk 24, Lofprijzing van de Wijsheid, regel 18-19. Daar staat over de levenswijsheid als een persoon voorgesteld: “De Wijsheid is de moeder van de schone liefde, van de godsvrucht, de kennis en de heilige hoop. In mij is alle genade van leven en waarheid. In mij is alle hoop op leven en deugd. Komt tot mij, gij die mij begeert, en verzadigt u aan mijn vruchten”.

Detail van de eerdere afbeelding
De afbeelding in de tulpenbloem is van moeder Maria met de kleine Jezus, wonende in Nazareth. Jezus draagt een kruis, symbool voor zijn naderende kruisdood. Tulpen staan voor roem en de ideale liefde. De symbolische betekenis verandert met de kleur van de tulpen. Rode tulpen betekenen "geloof mij" en zijn een verklaring van de ware liefde. De tranenrozenkrans spreekt van: "O Maria, Moeder van liefde, van smarten en van barmhartigheid." Hier is sprake van een relatie met de kruisdood van haar enige zoon.

De maker van deze ingekleurde kopergravure is Abraham van Merlen (1579-1660). Deze schilder en prentkunstenaar van de Zuidnederlandse school werd in 1600 toegelaten tot het Antwerpse St. Lucasgilde. Zijn voornaamste onderwerpen waren landschappen en devotie. Meer over deze kunstenaar in RKD artists.

Nieuwsgierig geworden? U bent u van harte welkom tijdens kantoortijden in de raadpleegruimte van de Brabant-Collectie.

Vindplaats: KOD 019  F 17

donderdag 20 oktober 2011

Bruine kiekendief


Bruine kiekendief in:
C. Nozeman, M. Houttuyn, C. Sepp, J.C. Sepp:
Nederlandsche vogelen volgens hunne huishouding, aert en eigenschappen beschreeven
KOD 041 G 01
Milvus aeruginosus, Klem, Koop, of Kiekendief

Voor de bruine kiekendief zijn in de loop der jaren nogal wat namen in omloop geraakt. Naast de hierboven genoemde namen werd de vogel bijvoorbeeld rietwouw en hoanskrobber (hanenschrobber) genoemd. Al deze volksnamen wijzen uit dat de soort goed bekend was bij de plattelandsbevolking.

In de tijd van Nozeman was een andere taxonomie gangbaar dan nu, zoals blijkt uit onderstaand citaat:
“Met deeze verschillende naemen is in verschillende gedeelten onzes Vaderlands de Vogel geheeten, dewelke in het Latyn Milvus, en wel, tot onderscheiding, Aeruginosus gebynaemd wordt, en die van den gemeenen Wouw verschilt in het maeksel van zynen Staert, zynde naementlyk die van den Wouw Tangs- of Schaerswyze gaepende door de ongelykheid zyner pennen, terwyl de Staert van den Kiekendief even lang in ’t midden als op de zyden, of Gelykpennig is. Tot het geslacht der Valken wordt deeze Vogel t’huis gebragt…”

Tegenwoordig rekent men de bruine kiekendief tot de familie van de havikachtigenis de naam Milvus gereserveerd voor de zwarte en rode wouw en beschouwt men de valkachtigen als een eigen familie. Taxonomie van vogels is altijd een moeilijke zaak geweest. DNA-onderzoek levert inmiddels steeds meer nieuwe inzichten op.

In Nozemans’s tijd was de bruine kiekendief min of meer vogelvrij verklaard en zijn leven vaak niet zeker:
“Veelal staet op deeze Scherpvogelen een prys voor den tuinman, pluimgraef, of vinker, die ze vangt of schiet, op de meeste Buitenplaetsen van uitgestrektheid in Kennemerland, en elders; alwaer niets gemeener is, dan heiningen of rakken te vinden tegen welken, by de andere Roofvogels, de Klemmen met uitgespreidde vlerken vastgenageld zyn. Eene merklyke slachting wordt hier door jaerlyks onder deeze vogelen gemaekt, en niettemin blijven ‘er meer dan genoeg overig die de beminnaers van de Menageriën ontrusten en den Liefhebberen van de Jagt gestadigen afbrek doen.”

De officiële Nederlandse naam, afgeleid van kuikendief, wijst op de voorheen grote impopulariteit van de bruine kiekendief.

Vindplaats: KOD 041 G 01

dinsdag 18 oktober 2011

Esther Verhoef wint NS Publieksprijs 2011

Gisteravond is de NS Publieksprijs 2011 uitgereikt aan Esther Verhoef voor haar boek ‘Déja vu’. Esther Verhoef is in 1968 geboren in ’s-Hertogenbosch. Ze begon haar loopbaan als columniste voor het blad Flair. Het grote publiek kent haar van haar thrillers, maar daarnaast schreef ze 50 informatieve boeken over huisdieren. In 2003 debuteerde ze met de thriller 'Onrust'. Inmidddels behoort ze tot de top van de Nederlandse thrillerschrijvers en heeft ze al diverse prestigieuze prijzen en nominaties op haar naam staan.

In 'Déja vu' gaat journaliste Eva Lambregts, die zojuist haar baan is kwijt geraakt, uithuilen bij haar vriendin in Frankrijk. Deze blijkt echter verdwenen en als Eva op onderzoek uitgaat, komt ze zelf in gevaar.

De boeken van Verhoef zijn rijkelijk vertegenwoordigd in de Brabant-Collectie. Naast het bekroonde boek vindt u nog 8 andere thrillers, 2 non-fictie boeken en 1 luisterboek in onze collectie.

Vindplaats van 'Déja vu': CBM 275 C 39

maandag 17 oktober 2011

Bezoek Heemkundekring Engelbrecht van Nassau

Woensdagmiddag 12 oktober jl. kwamen ca. 11 leden van de werkgroep Cartografie van de Heemkundekring Engelbrecht van Nassau bij de Brabant-Collectie op bezoek.

Leden van de werkgroep Cartografie bekijken nieuwskaarten van Breda.
Na een inleiding van Emy Thorissen, conservator, ging de groep naar de raadpleegruimte van de Brabant-Collectie waar Lieja Stalpers, medewerkster Oude en Bijzondere Collecties, al het nodige had klaargelegd. Allerlei moois over de regio Breda uit het bezit van de Brabant-Collectie passeerde de revu, zoals kaarten van het Hertogdom en Generaliteitsland Brabant, nieuwskaarten, vestingwerken, prospecten en historieprenten van Breda.

Wilt u met leden van uw heemkundige of genealogische vereniging ook langskomen om kennis te maken met de Brabant-Collectie? Ook als u geen lid bent van een dergelijke vereniging maar wel interesse heeft om in groepsverband bij de Brabant-Collectie te komen, kunt u een afspraak daarvoor maken bij de Brabant-Collectie. Meld u dan nu aan via de website.

De poffer: vrouwentooi in Brabant

De poffer geldt als een totem van Noord-Brabant: een symbool van de als typisch Brabants beschouwde volkscultuur. Tevens wordt de poffer verbonden met identiteitsrituelen als de Brabantse koffietafel en carnaval. Genoemd boek geeft een overzicht van de geschiedenis van dit kledingstuk, dat zich omstreeks 1870 uit bestaande hoofdtooien in oostelijke Noord-Brabant ontwikkelde. Voor het eerst wordt hier ook aandacht besteed aan de musealisering en folklorisering van de pofferdracht. Daarnaast zijn oude mutsen en poffers op jonge lijven gefotografeerd. Heel bijzonder zijn de nieuwe ontwerpen voor een actuele Brabantse totem, geïnspireerd op de traditionele poffer.
Erfgoed en hedendaagse kunst gaan in dit project van Museum Brabant Goedgemutst te Boxtel een spannende confrontatie aan.

Vindplaats: BRA G3 ROOI 2010

dinsdag 11 oktober 2011

Film conservering kerncollectie Martien Coppens

In 2008 is de Brabant-Collectie gestart met een grootscheeps restauratie- en conserveringsproject van de kerncollectie foto's van Martien Coppens.
Over de verpakking en de berging van de gerestaureerde foto's is onlangs een film vervaardigd die te zien is op onze YouTube-pagina en hieronder in ons blog:


Van eerdere datum, maar nog steeds online te bekijken, is onze documentaire "De restauratie van de kerncollectie foto's van Martien Coppens".

maandag 10 oktober 2011

Oorlog in Noord-Brabant in 1794

Tot 1794 lag de stad 's-Hertogenbosch in de Staatse bezettingszone van Brabant, als onderworpen 'Generaliteitsland'. In 1794 werd de stad door de revolutionaire Franse legers zonder veel moeite veroverd.

In D'Erven Stichters Comptoir Almanack van 1794 worden de gebeurtenissen in het oorlogsjaar 1794 in 's-Hertogenbosch en de Meierij beschreven. De almanak bevat twaalf houtgravures van de maanden van het jaar, is met blanco papier doorschoten en bevat 56 dichtbeschreven pagina's aantekeningen van de hand van Carel Hendrik Jacob Sweerts de Landas (1730-1795).
D'Erven Stichters Comptoir Almanach, 1794. Vindplaats: KHS D 165

Sweerts de Landas was kanunnik en drost te Oirschot en schepen en raad van 's-Hertogenbosch. Hij was gehuwd met Petronella Jacoba Smits (1748-1824). Zijn aantekeningen betreffen inkomsten (tractementen, recognities) en uitgaven (salarissen, kunstaankopen, diners etc.), maar ook het beheer van zijn goederen in 's-Hertogenbosch en Oirschot, familie-aangelegenheden, ziektes en vooral de oorlogssituatie in de Meierij (inundatie 's-Hertogenbosch, plunderingen door Engelse en Franse troepen). De familie Sweerts vluchtte in september 1794 naar Leiden.

Vindplaats: KHS D 165